Uitgangspunt van de wet is dat alle kindercentra jaarlijks worden bezocht.
Hierbij kan omvang en diepte van het onderzoek verschillen. Uitzondering zijn de geregistreerde gastouders; na registratie vindt jaarlijks een steekproef plaats bij een deel van de gastouders.
Op verschillende momenten voert de toezichthouder van de GGD een onderzoek uit:
- Onderzoek voor registratie
Ieder nieuw kindercentrum, gastouderbureau en nieuwe gastouder is verplicht zich te melden bij de gemeente. Voor gastouders vindt deze melding via het gastouderbureau plaats waarbij de gastouder is aangesloten. De gemeente registreert de melding en geeft dit door aan de GGD. Binnen tien weken moeten de gemeente en de GGD hun onderzoek afronden en een besluit tot wel of niet opname in het LRK nemen. De GGD onderzoekt daarbij of er sprake is van een kindercentrum volgens de wet. Ook wordt gekeken of er voldoende waarborgen voor de kwaliteit zijn om van start te kunnen gaan.
Opvangvoorzieningen worden pas in het LRK geregistreerd na een inspectie door de GGD en een positieve beschikking van de gemeente.
Kindercentra zijn verplicht om wijzigingen over een bestaand kindercentrum te melden zodat de registratie hierop aangepast kan worden. Als de wijziging om een verhuizing gaat dan wordt opnieuw een onderzoek voor registratie uitgevoerd.
Binnen drie maanden na de start van een nieuw kindercentrum voert de GGD opnieuw een onderzoek uit.
Het jaarlijks onderzoek wordt uitgevoerd op basis van een risico-inschatting; minder toezicht waar mogelijk en meer toezicht waar nodig. Van ieder kindercentrum wordt na een onderzoek een risicoprofiel gemaakt. Op basis hiervan kan een inschatting worden gemaakt van het benodigde toezicht. Aan een risicoprofiel is een kleurcode verbonden, variërend van groen tot rood. In de praktijk betekent dit dat een groen kindercentrum minder toezicht kan verwachten en een rood centrum meer.
Ziet de toezichthouder een tekortkoming tijdens het inspectiebezoek, dan praat hij/zij met de houder over een oplossing. De houder krijgt de mogelijkheid de tekortkoming binnen de termijn voor het opstellen van het conceptrapport op te lossen. Hiermee wordt de kwaliteit van de opvang bevorderd en kan handhaving in sommige gevallen voorkomen worden. Het is de professionele afweging van de toezichthouder om te bepalen of dit mogelijk is.
Naar aanleiding van klachten, of een aanpassing van het aantal kindplaatsen kan een gemeente de GGD verzoeken een extra inspectie uit te voeren.
Als er tijdens een inspectie is gebleken dat er niet voldaan wordt aan de voorwaarden van de wet dan kan in overleg met/ in opdracht van de gemeente een nader onderzoek uitgevoerd worden. Een toezichthouder controleert tijdens een nader onderzoek of de houder/gastouder verbeteringen heeft doorgevoerd waardoor wel aan de voorwaarden wordt voldaan.